Geschiedenis kruidengeneeskunde
Al sinds de oudheid worden er kruiden gebruikt om te genezen en/of de gezondheid te verbeteren, niet alleen mensen maar ook dieren gebruiken kruiden. Denk maar aan de hond die gras eet als hij
zich niet lekker voelt. De hond weet dat hij daar van zal overgeven. Een papagaai die klei eet van de rotsen. Dat doet de papagaai om het blauwzuur uit de gegeten noten te kunnen verdragen. Een drachtige vrouwtjesolifant die van een plant eet om haar bevalling te bespoedigen. Allemaal kruidengeneeskunde! En het kan nog verder gaan: een kat die door het kattenkruid rolt omdat die zich daar wel erg prettig bij voelt. Dat is je reinste drugsgebruik!
Pionieren
Door te kijken, ook naar dieren, te proeven en te proberen heeft men in vele honderden jaren veel ontdekt. In elke nieuwe leefomgeving – mensen trokken centennia geleden nog vaak rond op zoek naar nieuwe gebieden werden er nieuwe kruiden ontdekt. De kennis werd overgedragen aan de volgende medicijn man/vrouw en/of uitgewisseld met andere stammen of groepen. Je kunt je voorstellen dat het ook wel eens helemaal mis ging. Het eten van de aardappelplant is bijvoorbeeld dodelijk, alleen de aardappels niet. Proefondervindelijk hebben deze pioniers op kruidengebied heel veel betekent voor de mensheid.
Wijze vrouwen/mannen
Voor de opkomst van het Christendom woonde er eigenlijk in elk dorp een wijze vrouw of man die iets wist van kruiden en geneeskunst. Die persoon hielp bij bevallingen en wist ook hoe een ongewenste zwangerschap afgebroken kon worden. Die zorgde dat de zieken verzorgd werden en kruiden of smeersels kregen en hielpen de ongeneeslijk zieken euthanasie te plegen. Vaak maakten ze ook liefdesdrankjes op verzoek en hadden een luisterend oor voor de problemen. De wijzen kweekten zelf kruiden en/of zochten ze in de natuur. Ze legden in de verschillende seizoenen voorraden aan al naar gelang de juiste oogsttijd van de plant. Zo hadden ze genoeg in huis om de dorpsgenoten te helpen in moeilijke tijden. Ze deelden hun kennis met leerlingen die geïnteresseerd waren en aanleg hadden zodat de kennis bewaard bleef.
Christendom
Deze volksgeneeskunde werd verboden toen het Christendom op kwam. God was de enige die kon beslissen over leven en dood. Als God vond dat je moest leven dan gebeurde dat ook. Ziek worden en doodgaan dat kwam door je zelf, had je maar beter moeten leven, meer bidden en je lot in zijn handen leggen. Wat er ook gebeurde, het was Gods wil en daar moest je je aan onderwerpen. De wijze vrouwen en mannen werden verkettert. Ze kregen de schuld van epidemieën en slechte oogsten. Kruiden hielpen niet: dat was hekserij, tovenarij en dat was mocht niet van God. De wijzen van het dorp werden of gedood of ze moesten zich bekeren tot het Christendom. De heksenjacht uit dit era is ons allemaal wel bekend.
Kruiden in de kerk
De kennis over kruiden raakten we langzaam kwijt. In het geheim werd nog wel kennis overgedragen door mensen die zich daar stiekem mee bezig hielden. Door de kruistochten werden er weer nieuwe ideeën over planten/kruiden en geneeskunde meegenomen uit de Arabische landen. Daar werden ze ondanks de godsdienst toch toegepast en met succes. Onder druk begon de kerk toe te staan dat er bij kloosters een kruidentuin aangelegd werd. Ze konden de kennis blijkbaar niet uitroeien en zoals met veel zaken die de kerk niet kon winnen, leek het beter om dan maar te doen alsof ze het zelf verzonnen hadden. Vrouwen, nonnen, mochten de kruiden bestuderen en zich daar mee bezig houden. Dat werd als een ongevaarlijke bezigheid gezien. Hildegard von Bingen was de eerste vrouw die de kruiden mocht bestuderen en die heeft er voor gezorgd dat de kennis die er was opgeschreven werd en bewaard.
Reguliere geneeskunde
De Arabieren waren heel ver met destilleren en het onttrekken van bepaalde inhoudsstoffen uit de planten. Dat gaf weer nieuwe ideeën en inzichten, daar is uiteindelijk ook de reguliere geneeskunde uit ontstaan. De artsen werden steeds knapper, ze hielden zich niet meer bezig met planten maar met chemische processen die ze in zich hadden. Er kwamen mogelijkheden om de stofjes chemisch na te maken zodat de planten eigenlijk niet meer echt nodig waren. De afstand tussen het “gewone” volk en de artsen werden steeds groter. Meneer de dokter werd en wordt nog steeds op een voetstuk geplaatst, niet geheel onterecht want ze hebben lang en hard gestudeerd. Maar hebben zij hun status eigenlijk niet te danken aan de wijze vrouwen en mannen die vroeger alles over kruiden wisten?